Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo zult gij [13]aflaten (en dat [14]om u zelven) van uw [15]erfenis, die Ik u gegeven heb, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land, dat gij niet kent; want [16]gijlieden hebt een vuur aangestoken in Mijn toorn, tot in [17]eeuwigheid zal het branden. 13. Dat is, den landbouw van Kanaan moeten onderlaten het land zal zijn sabbat of rust hebben. Vergelijk Ex.23:10,11, en Lev.26:33,34,35. 14. Dat is, door uw eigen schuld. 15. Te weten, dit land Kanaan. 16. Gij hebt mijn zwaren toorn, en daardoor deze plaag veroorzaakt. Vergelijk boven hfdst.15 vs.14. 17. Ten aanzien der onboetvaardigen, die het vuur van mijn toorn zullen gevoelen in alle eeuwigheid; anders, een langen tijd, te weten zeventig jaren, gelijk het woord eeuwigheid somtijds genomen wordt; zie Gen.13:15; Deut.15:17, enz.